Kunstintegratie in basisschool De Brug te Erpe-Mere (2016 - ongoing)

i.s.m. Architectenbureau Bart Dehaene en Sileghem & Partners


[Mettre en jeu - presentatie kunstintegratie]

[Inplanting en Paviljoen]


Bekroond met Art Integration Award op Belgian Building Awards 2018

[Persbericht]

[Juryverslag]


Ante Timmermans, het statement van een kunstenaar, Frederic De Meyer, The Art Couch #1, 2019 [Dutch]

Een paar belangrijke kanttekeningen bij de kunstintegratie van Ante Timmermans bij de vervangingsnieuwbouw basisschool buitengewoon onderwijs, Koeburgstraat 7, Erpe-Mere


‘Een sculptuur is iets waar je tegenaan loopt als je afstand neemt om naar een schilderij te kijken’ formuleerde de Amerikaanse kunstenaar Ad Reinhardt ergens in de jaren vijftig als definitie van wat een sculptuur en een schilderij zijn. Een schilderij hangt aan de muur, en een sculptuur is iets dat in de ruimte staat en waar je rond loopt. Meer dan 50 jaar na de uitspraak van Ad Reinhardt hangt een schilderij nog steeds aan de muur en staat een sculptuur nog steeds in de ruimte. Maar net zoals de wereld is ook de kunst geëvolueerd, in een permanente staat van verandering en beweging. Kunstenaars zijn gelukkig niet langer leveranciers van decoratieve items, maar kunstenaars staan middenin de werkelijkheid. Het is alsof dat je vandaag tegen de kunstenaar zelf aanloopt wanneer je afstand neemt om naar een schilderij te kijken. En dit is in het bijzonder het geval bij Ante Timmermans en de kunstintegratie in Erpe-Mere.


Ante Timmermans is een kunstenaar die we vooral kennen van zijn tekeningen, performances en installaties. In het begin van zijn artistieke loopbaan maakte de kunstenaar in monumentale tekeningen als het ware een x-ray van het architecturale ‘décor’ waarin we leven. De steden en natuurlijke omgevingen waar we deel van uitmaken werden ontdaan van mensen, en herleid tot de skeletten van gebouwen, straten, elektriciteitspalen, landschappen,….We worden er als het ware aan herinnerd hoe zeer we bepaald worden door zichtbare en onzichtbare netwerken die ons omringen. Langzaam aan verschuift de kunstenaar zijn aandacht van de ‘hardware’ naar de ‘software’ van ons leven : routines, herhalingen, het alledaagse, het absurde, het bureaucratische, stilstand, leegte,… Van de architectuur van de stad loopt de kunstenaar naar de architectuur van ons zijn, onze tijdelijke fragiele existentie. Abstracte structuren en taal worden het skelet van een kunstenaar die u en ik een kritisch-poëtische en filosofische spiegel voorhoudt. Timmermans’ oeuvre is geen cynische wereld, maar is wel een wereld die soms wringt, weerbarstig is, mooi maar bij wijlen onaangenaam.


Deze kleine introductie in het oeuvre van Ante Timmermans zou ons een paar elementen moeten aanreiken om de kunstintegratie in Erpe-Mere te kunnen situeren en beter te begrijpen. Eerst en vooral is het belangrijk om aan te duiden dat het om een samenwerking gaat : een samenwerking tussen Architectenbureau Bart Dehaene en Slieghem & Partners Architecten en Ingenieurs, en de kunstenaar Ante Timmermans. Een kunstenaar werkt namelijk niet in een vacuüm, maar ontwikkelt samen met de omgeving, met de architecten en met de gebruiker in het achterhoofd. Voor een publieke opdracht handelt de kunstenaar vanuit zijn verantwoordelijkheid als kunstenaar en probeert dan ook die bijdrage te leveren die voor hem als het meest noodzakelijk en betekenisvol kan gezien worden. En in dit geval heeft Ante Timmermans een houding aangenomen die als volgt kan omschreven worden : waarom zou ik iets aan de omgeving toevoegen, als ik evengoed iets zou kunnen behouden en bewaren? Bij de meeste kunstintegraties voegt een kunstenaar iets aan de omgeving toe dat niet-functioneel maar esthetisch plezierend is. In dit geval heeft de kunstenaar een gebouw van zijn functionaliteit ontdaan en het behouden als sculptuur, als vorm, als beeld. Misschien brengt het me te ver, maar laat ons toch even eraan herinneren dat in het begin van de 20ste eeuw de kunstenaar Marcel Duchamp industrieel vervaardigde objecten van hun gebruik heeft onttrokken door ze in een museum tentoon te stellen. Het gebouw of lokaal dat Ante Timmermans tot kunstintegratie heeft uitgeroepen wordt als een schrijn, een doos vol herinneringen waar de toekomst zich als een droom op laat projecteren. Ik begrijp dat in een wereld waar ruimte schaars is, waar gedacht wordt in efficiëntie en effectiviteit, waar competenties worden gemeten, en gedacht wordt in indicatoren en performantie, het moed vraagt om een gebouw ‘op te geven’ en tot kunstintegratie uit te roepen. Maar de moed die de kunstenaar heeft gehad om een situatie door te denken, kan alleen beantwoord worden met de moed van de gemeenschap van gebruikers (overheden, leraars, gemeente,…). Ante Timmermans heeft geen formeel decoratief kunstwerk gemaakt dat zich ‘technisch’ integreert aan of rond het gebouw. Ante Timmermans heeft een sociaal proces op gang gebracht waar waarde en betekenis worden gecreëerd die de notie van integratie werkelijk in gang zet. Zoekt men de betekenis van het woord integratie op, dan komt men onder meer bij ‘het opnemen in een geheel’. En dat is wat de kunstenaar gedaan heeft : het opnemen van het oude in het nieuwe. En het oude is een herinnering aan een ander model van onderwijs, aan een ander model van architectuur, aan persoonlijke souvenirs van voorbijgangers,… aan een andere vorm van wat een kunstintegratie kan zijn.


Philippe Van Cauteren, Murches, 24 juni 2019


Kunstintegratie? Liever niet.


‘Liever niet,’ antwoordt Bartleby in Melville’s gelijknamige roman, wanneer hij wordt gevraagd om een eenvoudige taak uit te voeren. Het zwijgzame personage werkt als klerk op een advocatenkantoor, maar begint stilaan opdrachten te weigeren met telkens hetzelfde antwoord. Zomaar, zonder uitleg, totdat hij uiteindelijk niets meer doet. ‘Liever niet’ wordt een uitdrukking van de weigering op zich, van een totale autonomie zonder inmenging van buitenaf. Bartleby is aanwezig op kantoor, maar verder niets. En gaandeweg wordt die stilzwijgende aanwezigheid te veel.


Eenzelfde houding kenmerkt het ‘kunstintegratie-project’ van Ante Timmermans op de site van BSBO De Brug in Erpe-Mere. Deze basisschool voor kinderen met een autismespectrumstoornis werd ontworpen door Architectenbureau Bart Dehaene in samenwerking met Sileghem & Partners. Het ontwerp kwam tot stand in het kader van een Open Oproep, maar werd uiteindelijk gerealiseerd binnen de Scholen van Morgen. De nieuwe gebouwen kwamen op de plaats van een oude school, die bestond uit een verzameling goedkope paviljoenen en al sinds de jaren '60 dienst deed als tijdelijke oplossing. Eindelijk aan vervanging toe, werden de paviljoenen afgebroken om plaats te maken voor vernieuwing – behalve één, op vraag van de kunstenaar.


De schoolpoort bevindt zich vandaag langs een rustige zijstraat van de drukke autoweg. Ze geeft toegang tot de centrale, betegelde speelplaats, met aan weerszijden een bescheiden schoolgebouw van één verdieping. De achtergevel van het linkse gebouw sluit aan op een grasveld, dat dienst doet als sportterrein maar tevens voor het dorp toegankelijk is. Achter het rechtse gebouw ligt een groene tuin beplant met bomen, waar de natuur terug een plaats krijgt. De inplanting van de twee gebouwen deelt zo de site op in verschillende atmosferen. Een helder en leesbaar ensemble dat rust uitstraalt, ware het niet dat het net speeltijd is.


De tegenover elkaar gespiegelde gebouwen werden volledig volgens de maatvoering en het ritme van een goedkope, onafgewerkte betonsteen getekend. Een sequentie van opeenvolgende ruimtes brengt een duidelijke logica aan in de ruimtelijke organisatie: van de stenen speelplaats door de centrale en lichtrijke gangen, naar de intieme voorportalen bij elke klas om daarna de met zacht materiaal afgewerkte lokalen binnen te stappen. De uitgebreide akoestische isolatie in de plafonds versterkt de stilte van de ruimtes. Zo weten de architecten binnen een uiterst beperkt budget toch een gebouw te maken dat rust, structuur en orde uitstraalt – essentiele elementen voor het dagelijkse leven van de kinderen. Dit is architectuur pur sang: dienstbaar in haar taak voor de gemeenschap, uitgevoerd in een heldere schoonheid.


Tegenover deze dienstbaarheid staat echter het paviljoen van de kunstenaar, aan de zijkant van het grasveld. Het begrip ‘kunstintegratie’ impliceert een onderdanige houding tegenover de architectuur. De kunstenaar wordt uitgenodigd om iets toe te voegen aan het gebouw, in de vorm van een sculptuur of installatie. De kunst wordt ‘geïntegreerd’ en onderdeel van de doelstellingen van de architectuur. Maar waar de architectuur dienstbaar is, is de kunst autonoom. En net zoals Bartleby kan de kunst iedere inmenging van buitenaf weigeren. Het paviljoen wordt van de afbraak gespaard, maar blijft helemaal leeg achter. Vragen van de directie over een mogelijke invulling worden uit de weg gegaan, de deur zorgvuldig op slot gehouden. Het paviljoen wordt een uitdrukking van de weigering op zich, ontheven uit haar dienstbare taak en achterblijvend als autonoom kunstwerk. Het is aanwezig op de site, maar verder niets, tot die stilzwijgende aanwezigheid te veel wordt. Tot dan vormt de spanning tussen het paviljoen en de school echter een demonstratie van de existentiële voorwaarden voor kunst en architectuur. Kunstintegratie? ‘Liever niet.’


Tekst Bart Decroos (2018)


Photos Filip Dujardin